5.1.3.4 Maatschappelijke polarisatie
Maatschappelijke polarisatie
Vertrouwen in het gemeentebestuur
Sinds 2015 is het vertrouwen in de wijze waarop de gemeente wordt bestuurd toegenomen. Het vertrouwen is toegenomen en ook het percentage neutraal (niet veel/niet weinig vertrouwen) is toegenomen. Weinig tot geen vertrouwen is in 2019 duidelijk lager dan in 2015. In figuur 6.1 staat deze ontwikkeling weergegeven.
Bij de beoordeling van het gemeentebestuur letten inwoners vooral op de responsiviteit van het gemeentebestuur. Daarna volgen achtereenvolgens de gemeentelijke aanpak van de leefbaarheid en veiligheid, de kwaliteit van de leefomgeving en de kwaliteit van voorzieningen. De mate waarin de gemeente doet wat ze zegt, de mate waarin bewoners betrokken worden bij plannen en een flexibele opstelling van de gemeente zijn belangrijke aspecten van de responsiviteit.
Figuur 6.1 Ontwikkeling van het mate van vertrouwen in het gemeentebestuur
(2015, 2017, 2019)
Bron: Kennispunt Twente, Burgerpeiling Waar staat je gemeente, 2015, 2017, 2019
Sinds 2015 is er geen patroon te ontdekken in het vertrouwen in het gemeentebestuur onder laag, middelbaar en hoog opgeleiden en lage, midden en hoge inkomensgroepen.
In 2019 heeft 37 procent van de lage inkomens (heel) veel vertrouwen in het gemeentebestuur en onder de hoge inkomens gaat het om 27 procent. Dit beeld strookt niet met de verwachting dat inwoners met een hoge sociaal-economische status meer vertrouwen hebben.[1] Wat figuur 6.2 laat zien is, dat de lage inkomens een meer uitgesproken oordeel hebben over het vertrouwen in het gemeentebestuur. Met het stijgen van het inkomen antwoorden inwoners minder vaak dat ze weinig tot geen vertrouwen hebben en is hun oordeel neutraal.
Figuur 6.2 Mate van vertrouwen in het gemeentebestuur onder lage, midden en hoge inkomensgroepen (2019)
Bron: Kennispunt Twente, Burgerpeiling Waar staat je gemeente, 2019
Gegevens op lokaal niveau over het opleidingsniveau zijn onvoldoende betrouwbaar beschikbaar en daarom zijn we aangewezen op landelijke cijfers. Het aantal hoogopgeleiden neemt toe, maar de verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden blijven bestaan. Laagopgeleiden hebben vaker gezondheidsproblemen, minder vertrouwen in de overheid, minder geld te besteden, somberder over de toekomst en minder jaren te leven dan de hoogopgeleide inwoner. Ook op de arbeidsmarkt zijn de verschillen groot; de werkloosheid onder laagopgeleiden is hoger dan onder hoogopgeleiden. Eind vorig jaar ging het landelijk om respectievelijk 5,9 procent en 2,3 procent (zie Financieel Dagblad, 30-04-2019).
Stemgedrag
Het stemgedrag onder hoog- en laagopgeleiden is voor Almelo niet bekend, maar landelijke gegevens geven een beeld hoe lokaal het stemgedrag is tussen beide groepen. Uit figuur 6.3 blijkt duidelijk dat de laagopgeleide inwoner eerder voor de PVV kiest en de hoogopgeleide voor D’66. Dit weerspiegelt het verschil in waarden tussen hoog- en laagopgeleiden.
Figuur 6.3 Aandeel hoog- en laagopgeleide kiezers per
partij (Provinciale Staten 2019)
Bron: Financieel Dagblad, Ipsos
[1] Mogelijk heeft dit met de samenstelling en omvang van doelgroepen in het Almelopanel te maken.